Verkenning: mogelijkheden om te investeren in verduurzaming van schoolgebouwen
Innovatieprogramma AardgasVrijeScholen | 2019
Scholen denken dat het investeringsverbod het onmogelijk maakt om te investeren in verduurzaming. Dit is echter niet het geval. Wat mag er redelijkerwijs verwacht worden van het schoolbestuur als het gaat om een bijdrage aan de verduurzaming van schoolgebouwen? Wat zijn de wettelijke mogelijkheden op het gebied van mee-investeren door het schoolbestuur?
De wens om één of meerdere schoolgebouwen te verduurzamen is een mooi streven. De praktijk is echter vaak complex. Waar moet je rekening mee houden? Wat mag, en wat mag niet? Het Innovatieprogramma Frisse en Aardgasvrije Scholen biedt een handvat. De verkenning zie document >> Mogelijkheden om te investeren in de verduurzaming van schoolgebouwen brengt in kaart welke speelruimte er rondom het zogenaamde ‘investeringsverbod’ benut kan worden voor verduurzaming.
Overzicht geldende regels
In het kader van het verduurzamen van een bestaand schoolgebouw zijn drie regels van primair belang. Op de eerste plaats de rijksvergoeding naar schoolbesturen, het jaarlijkse bedrag voor onderhoud en energiekosten vanuit de overheid. Deze geldstroom kan een agendapunt zijn tijdens overleg over een mogelijke financiële bijdrage voor verduurzaming vanuit het schoolbestuur.
Vervolgens is het Investeringsverbod onderwerp van gesprek: scholen voor basisonderwijs mogen de door het Rijk verstrekte lumpsumbekostiging uitsluitend aanwenden voor de bekostiging van het volledige onderwijsproces (inclusief personeelskosten) en de materiele instandhouding van het schoolgebouw (artikel 143 WEC en 148 WPO). De uitwerking van dit artikel wordt in de praktijk vaak het ‘investeringsverbod PO’ genoemd. De situatie is echter niet zo eenduidig als de regel suggereert – er zijn uitzonderingen denkbaar waarin een schoolbestuur wel kan investeren in onderwijshuisvesting. Om welke specifieke uitzonderingen het gaat kun je in het bijgevoegde document lezen. Tenslotte besteed de verkenning aandacht aan aanvullende kostendragers. Hoe kunnen deze worden ingezet voor mogelijke aanvullende financiering? Er worden drie oplossingsrichtingen geïdentificeerd die ook te combineren zijn.